~ Gladneuzen ~
 
De Chiroptera

Bouw van de vleermuis

Geschiedenis van de vleermuis

Onderverdeling

Vliegen en jagen

Een jaar in het leven van de vleermuis

Bedreigingen

Fabeltjes & bijgeloof

Graaf Dracula

Soorten vleermuizen

Problemen met vleermuizen

Vleermuizenlinks

De Noordse vleermuis (Eptesicus nilssonii)

Afmetingen:
- kop-romp: 5,4-6,3 cm
- staart: 3,5-5 cm
- spanwijdte: 24-28 cm
- gewicht: 8-17,5 gr
- maximumleeftijd: 15,5 jaar

Deze middelgrote vleermuis met lange vacht heeft bruine, goudglanzende haren op de rug en geelbruine op de buik. Hun snuit, oren en vlieghuid zijn donkerbruin. Deze vleermuis vind je in Noord-, Midden- en Oost-Europa, ze is tevens de enige vleermuissoort die zich ook boven de poolcirkel voortplant.

Biotoop: in Midden-Europa kom je ze meestal tegen in middelhoge berggebieden, tamelijk open struik- en bosgebieden, overwegend naaldbos. Maar je kan ze ook zien in dorpen. Hun zomerverblijf maken ze in de regel in spleten en de kraamkamers maken ze hoofdzakelijk in met klei of zink beklede gevels, rolluikkasten en in spleten van dakbalken. Je vindt wel eens een enkel dier in een boomholte of houtstapel. 's Winters verblijven ze in grotten, groeven, kelders en bunkers met een temperatuur van 1 tot 5,5 °C. Voor korte tijd kunnen zo ook temperaturen tot -7 °C trotseren. Meestal overwinteren ze alleen, zelden met 2 à 3 samen. Ze houden hun winterslaap ongeveer van oktober tot maart/april.

Over hun voortplanting is nog lang niet genoeg bekend. Een kraamkamer herbergt 20 tot 60 vrouwtjes en wordt vanaf half april betrokken. Er wordt vaak van plaats gewisseld, maar wat de kraamkamers betreft zijn ze over het algemeen plaatstrouw. Vanaf de tweede helft van juni worden de jongen geboren. In noordelijke streken en in Oost-Europa hebben ze gewoonlijk twee jongen, in Midden-Europa slechts één. De jongen vliegen vanaf midden à eind juni en met 5-6 weken zijn ze zelfstandig.

De Noordse vleermuis vliegt al in de vroege schemering uit, soms ook pas bij duisternis en in Noord-Scandinavië zelfs ook bij daglicht. Ze jaagt in een redelijk open landschap, over water maar ook op de hoogte van boomkruinen. Vaak hangt ze tijdens een jachtpauze aan een tak en ze jaagt ook rondom straatverlichting.
Ze voedt zich met vliegende insecten, overwegend met tweevleugeligen, dansmuggen, langpootmuggen, vlinders, gaasvliegen en snaveldragers (ook een insectensoort).