~ Vliegen & jagen ~
 
De Chiroptera

Bouw van de vleermuis

Geschiedenis van de vleermuis

Onderverdeling

Vliegen en jagen

Een jaar in het leven van de vleermuis

Bedreigingen

Fabeltjes & bijgeloof

Graaf Dracula

Soorten vleermuizen

Problemen met vleermuizen

Vleermuizenlinks

Echolocatie

Laat je niet misleiden door het feit dat ze op gehoor vliegen, vleermuizen kunnen best goed zien!
Maar als het echt pikdonker is, volstaat een goed zicht niet meer. Uilen en andere nachtdieren hebben altijd nog een beetje (maan)licht nodig om te kunnen jagen. Bij vleermuizen wordt dit probleem verholpen door hun unieke systeem van echolocatie. Op die manier weten ze zelfs de kleinste mug te vangen zonder dat ze ook maar iets kunnen zien!

Dit werd al meer dan 200 jaar geleden bewezen. De Italiaanse fysioloog Lazzaro Spallanzani (1729-1799) merkte dat vleermuizen bij totale duisternis nog perfect tussen draden door konden vliegen. Om te weten te komen hoe dat kwam, stak hij hun ogen uit! En zelfs dan lukte het hen nog prima! Zijn volgende stap was hun oren toestoppen. Toen pas vlogen ze tegen obstakels aan. Zijn conclusie was dus dat vleermuizen een (voor de mens) onhoorbaar geluid als navigatiebron gebruikten. Zijn theorie kreeg echter weinig gehoor en het raadsel bleef, want hij had het nog net niet helemaal opgelost. Pas in 1938, toen de Amerikanen Donald Griffin en George Washington Pierce ontdekten dat vleermuizen gebruik maken van ultrasone geluiden om aan echolocatie te doen, was het raadsel volledig opgelost.
Achteraf is gebleken dat ook walvissen, dolfijnen en bepaalde spitsmuizen dit systeem gebruiken. Maar bij de vleermuis is het het beste ontwikkeld en het verst geëvolueerd.

Een andere benaming voor echolocatie is sonar. Sonar is de afkorting van SOund Navigation And Ranging, wat zoveel betekent als navigatie en plaatsbepaling door middel van geluid. Het sonar-principe is eenvoudig; een uitgestoten geluid weerkaatst op voorwerpen en wordt weer opgevangen door de vleermuis. Afhankelijk van de richting en de tijdsduur tussen het uitstoten en het opnieuw ontvangen van het geluid, bepalen ze de plaats en de afstand van het voorwerp.
Natuurlijk is het in de praktijk niet zo makkelijk als in theorie. Zo zijn de prooien (insecten) van "onze" vleermuizen erg klein in omvang en is de echo dus navenant. Een tweede belangrijk feit is dat een vleermuis niets hoort terwijl ze roept. Zo zorgt de natuur ervoor dat ze niet doof worden van hun eigen geroep (erg luid). Bijgevolg moet de duur van het geluid heel kort zijn om het op tijd weer te kunnen opvangen. Ten derde beweegt niet enkel de vleermuis zelf, maar ook de prooi. Bijgevolg moet de vleermuis dus een goed idee hebben van de snelheid, richting én de eigenschappen van de prooi.

Dit zijn voor de hand liggende problemen. Maar er zijn er ook nog andere, waarvoor de vleermuis reeds een oplossing gevonden heeft. Hier wordt het verschil tussen de hoefijzerneuzen en de gladneuzen van belang.
De gladneuzen zijn het meest algemeen, maar daarom nog niet het verst geëvolueerd. Integendeel. De meeste soorten van deze groep stoten geluid uit langs hun bek. Op zich allemaal erg logisch maar, vleermuis zijnde, niet altijd even handig. Ze moeten namelijk hun vangst verorberen terwijl ze vliegen, en dit doen ze uiteraard ook met hun bek... daardoor moeten ze soms hun prooi verorberen aan een boomtak of iets dergelijks.
Bij elke ademhaling stoten ze een geluidje uit. Die ademhaling is op haar beurt weer gekoppeld aan de vleugelslag (enkele honderden keren per seconde). Het uitgestoten ultrasone geluid heeft een frequentie van zo'n 20 kilohertz, zodanig hoog dat wij mensen het niet kunnen horen. Het is noodzalijk dat het zo hoog is omdat lagere geluiden geen insecten zouden kunnen detecteren. Het nadeel van dit soort geluid is dat het niet ver draagt en dus werkt de sonar van de vleermuis (naar gelang de soort) maar over 5 tot 30 meter.
Door de weerkaatsing van het geluid, weet de vleermuis dus welke obstakels ze moet omzeilen. Dat doet ze doordat ze zich een 3D-beeld kan vormen van de omgeving op basis van die weerkaatsing. Eigenlijk best wel een ingewikkeld proces waarover ik nu niet verder zal uitweiden.

Hoefijzerneuzen werken ongeveer volgens hetzelfde principe, maar de uitwerking is anders. Zoals eerder al vermeld, speelt de vorm van hun neus een rol bij de echolocatie. Deze is uitgerust met een soort natuurlijke megafoon, het hoefijzer genoemd. Dit is zeer handig wetende dat ze hun geluid langs de neus uitstoten en niet langs de mond. Ze kunnen de vorm van hun trechtervormige hoefijzer aanpassen en op die manier het geluid in een bepaalde richting bundelen. Als ze een prooi gevangen hebben, blijft hun neus vrij en kunnen ze dus nog steeds op echolocatie vliegen. Iets wat een gladneus natuurlijk niet kan aangezien hij zijn mond dan niet kan openen.

Hoewel er al veel ontdekt is in verband met de echolocatie van de vleermuis (meer dan wat ik hier vertel, maar dat zou ons iets te ver leiden), bestaan er toch nog veel onduidelijkheden. Veel biologen onderzoeken dit fenomeen nog om ook de laatste geheimen te achterhalen. Dit doen ze onder andere met behulp van zogeheten batdetectors (ultrasounddetectors).
De batdetector is een toestel dat ons in staat stelt de geluiden die vleermuizen uitstoten, hoorbaar te maken voor de mens. Elke vleermuis maakt een eigen geluid en na enige oefening is het mogelijk de meeste soorten van elkaar te onderscheiden. Zo kan er een inventaris opgesteld worden. Natuurlijk schuilt ook hier weer een addertje onder het gras; vleermuizen passen hun geluid aan naargelang de omgeving. Dat maakt het onderscheiden van de soorten er zeker niet makkelijker op!


Armen die dienst doen als vleugels

Vleermuisvleugels bestaan uit een dunne huid, die gespannen is tussen hun vingers, arm, lichaam en achterpoten. Bij sommige soorten sluit de staart dit rijtje. De staarthuid wordt gebruikt als vangnet voor insecten en soms ook als "roer". Het enige lichaamsdeel dat geen rol speelt bij het vliegen, is de duim. Met hun van een sterke nagel voorziene duim kunnen ze zich in de slaapplaatsen voortbewegen. De vleugelhuid is doorweven met aders, spieren en pezen. Niet te vergelijken dus met de vleugels van een vogel, zoals je wel zou verwachten. De veren van een vogel zijn in feite maar dood materiaal, terwijl de vleermuizenvleugel wel degelijk uit levend materiaal bestaat. Als er door een ongeluk een gat in komt, groeit dit gewoon dicht. Wel op voorwaarde dat het niet te groot is. Echt vel dus.
Vleermuizen zijn overigens betere vliegers dan vogels. Slechts weinig vogels kunnen de stunts van een vleermuis nadoen. Door de unieke structuur van de vleugels kunnen hun vorm en dus ook hun aërodynamische eigenschappen aangepast worden. Hierdoor kunnen vleermuizen stil blijven hangen zoals een helikopter, maar net zo goed pijlsnel wegschieten. Dit zijn natuurlijk prachtige voordelen bij het vangen van insecten!
(meer hierover)