~ Gladneuzen ~
 
De Chiroptera

Bouw van de vleermuis

Geschiedenis van de vleermuis

Onderverdeling

Vliegen en jagen

Een jaar in het leven van de vleermuis

Bedreigingen

Fabeltjes & bijgeloof

Graaf Dracula

Soorten vleermuizen

Problemen met vleermuizen

Vleermuizenlinks

De Watervleermuis (Myotis daubentonii)

Afmetingen:
- kop-romp: 4,5-5,5 cm
- staart: 3,1-4,4 cm
- spanwijdte: 24-27,5 cm
- gewicht: 7-17 gr
- geboortegewicht: 2,3 gr
- maximumleeftijd: 28 jaar
- gemiddelde leeftijd: 4-4,5 jaar

Dit is een kleine tot middelgrote soort met relatief kleine oren. Hun vacht is bruingrijs tot donker bronskleurig op de rug en zilvergrijs met soms een bruinige tint op de buik. Ze hebben een roodbruine neus en donker grijsbruine oren en vlieghuid. Jonge diertjes zijn grijzer en donkerder.
Deze soort leeft in bijna heel Europa en in België en Nederland is ze algemeen gekend.

Biotoop: overwegend in vlakke landschappen, bossen, parken, in de regel in de omgeving van water (vandaar dus ook de naam watervleermuis). Voor hun zomerverblijven (kraamkamers) verkiezen ze een boomholte met een rond of spleetvormig invlieggat of een zolder. Solitaire dieren (= dieren die alleen leven) en groepjes mannetjes wonen vaak in spleten onder bruggen en in muurspleten, soms ook in vogel- en vleermuiskasten.
's Winters nemen ze hun intrek in grotten, groeven, forten, bunkers, kelders en oude waterputten met een temperatuur van 3 tot 6 °C. Gewoonlijk zitten ze in spleten gedrukt maar je kan ze ook in grote groepen van soms meer dan 100 dieren aan de wand vinden. Ze houden hun winterslaap van september/midden oktober tot eind maar/april en onderbreken deze tot 10 keer.

Zowel vrouwtjes als mannetjes zijn in hun eerste levensjaar geslachtsrijp. De paartijd begint in september en duurt tot in het voorjaar. Vaak paren ze in het winterverblijf en in een kraamkamer verblijven 20 tot 50 vrouwtjes, zelden ook tot 200. Elke 2 à 3 dagen wordt er van verblijf gewisseld.
Vanaf de tweede helft van juni worden de jongen geboren. Als ze 8 à 10 dagen oud zijn, openen ze hun oogjes, vanaf de 21e dag is hun beharing volledig en het blijvend gebit ongeveer op de 31e dag. Aan het begin van de 4e week beginnen ze te vliegen en in augustus verlaten ze de kraamkamers.

Een half uur tot een uur na zonsondergang vliegen ze uit en ongeveer een uur voor zonsopgang keren ze terug. Tussen de verblijfplaats en het jachtgebied hebben ze vaste vliegroutes. Ze jagen vaak maar 20 tot 50 cm boven het wateroppervlak (zowel stilstaand als stromend water), maar soms ook tot op 5 m hoogte rond bomen. Ze voeden zich overwegend met tweevleugeligen, vaak dansmuggen en kokerjuffers, net als gaasvliegen en vlinders. De gemiddelde grootte van de prooi is 7,2 mm.